Radiocolumn voor RTV-NOF, uitgezonden op 30 mei 2020
Een paar weken geleden zag ik een krantenkop over een politieke partij die buschauffeurs in het Noorden pakketjes wilde laten afleveren. Niet omdat dat nou zo handig zou zijn, maar om zo de kosten van het openbaar vervoer te drukken. Dat leek mij vreemd, want volgens mij is dat niet nodig. Het openbaar vervoer is een dienst die niet rendabel hoeft te zijn, maar vooal maatschappelijk nuttig. Zo krijg je weer marktwerking waar die niet hoort. Daar hebben we al zoveel van. Maar goed, dat pakketjes afleveren door een buschauffeur, dat deed mij aan iets leuks denken van vroeger. Aan verhalen van mijn moeder over haar tijd als kleuterjuf. En aan Smitje.
Mijn moeder groeide op in Amsterdam en haar eerste baan was op een school met twee kleuterklassen, in een nabijgelegen dorp. Saillant detail: ze was 17 toen ze daar begon en ze had 48 kinderen in haar klas.
Vanaf het Amstelstation reed ze elke dag naar school met de streekbus, die in de volksmond de “Maarse & Kroon” heette. Dat was de naam van het busbedrijf. In Amsterdam kregen (en krijgen) dingen al gauw een bijnaam.
Smitje was de buschauffeur. Zo’n echte, sappige Amsterdammer met Wim-Sonneveldaspiraties. Eentje die van al zijn passagiers wist waar ze werkten en wat ze daar deden. Die zijn passagiers ook aan elkaar voorstelde. En als je naar de kapper was geweest, of een nieuwe jas aan had, dan kon je op Smitje rekenen voor commentaar. Maar, hij was ook niet te beroerd om even te wachten als een passagier wat laat was. Dan werd er wel gemord vanaf de banken – “Zeg, Smitje, wordt het nog wat, vandaag?”, maar dan zei hij doodleuk dat de schilder, of de pompbediende, of de kleuterjuf er nog niet was. En dat pikte men dan.
Smitje was eigenlijk een sociaal medium avant la lettre. In zijn bus kreeg je het laatste nieuws te horen, werden de voetbaluitslagen besproken en – heel bijzonder – praatten de passagiers onderling ook met elkaar, als was het een gezellig café. Diploma’s en promoties werden bejubeld en bij narigheid werd er volhartig meegeleefd.
Nou ben ik nogal letterlijk ingesteld en door die verhalen over Smitje dacht ik als kind dat hij de enige buschauffeur op die lijn was. Dat hij dus ’s ochtends heen en ’s middags weer terug reed, met dezelfde passagiers. Ik zag dat gewoon helemaal voor me. Maar, zo lang geleden is het nou ook weer niet. Er reden ongetwijfeld meer bussen, met andere chauffeurs.
Afijn. Pakketjes.
De busroute ging langs de kronkelende Amstel en vlak voor het dorp stonden een paar deftige huizen, aldus mijn moeder. Eén keer in de week, op de heenweg, stopte Smitje daar, midden op straat. Daar was dus geen halte. En dan kwamen de deftige mevrouwen uit hun deftige huizen en gaven Smitje een briefje. Als mijn moeder dan ’s middags weer mee terug reed en de bus de vaste lus door het dorp maakte, dan zette Smitje in de smalle dorpsstraat zijn bus voor de slagerij, stapte uit, (niemand kon er meer door) ging de slagerij in en kwam er even later weer uit, met een stapeltje pakketjes en wat geld in zijn hand dat hij snel in zijn zak stopte.
Even later reed de bus dan weer langs de Amstel en dan stonden de deftige mevrouwen al te wachten. Eén voor één pakten ze zo’n pakketje aan en ook zij drukten Smitje iets in de hand. Smitje had het leuk voor elkaar zo.
Op een dag kwam mijn moeder er op school achter dat ze haar pakje brood voor tussen de middag was vergeten. Het waren lange schooldagen en ‘even ergens een broodje scoren’ was er in die tijd – eind jaren vijftig – niet bij, dus even was er paniek. Maar niet voor lang. In het kantoortje van de directeur belde mijn moeder háár moeder – want ze woonde nog thuis – en zei: “Mam, ik heb mijn pakje brood op het aanrecht laten liggen. Wilt u het even naar het Amstel brengen en dan wachten op de Maarse & Kroon van zo en zo laat en dan afgeven aan Smitje? Zeg maar dat het voor de kleuterjuf is.” Mopperend toog mijn oma met de stadsbus naar het station om daar te wachten op de Maarse & Kroon. Ze gaf het pakje brood aan Smitje en die leverde het keurig af bij school. Paniek over.
Nu vraagt de luisteraar zich misschien af waarom ik hier zit te zwijmelen over een buschauffeur die ik nooit gekend heb, uit een tijd ver voor de mijne. Nou, ten eerste had ik die Smitje graag eens ontmoet en een stukje meegereden met zijn bus. In de jaren vijftig. Ik ben een romantica, dat geef ik graag toe.
Ten tweede hebben die busritten destijds iets moois teweeg gebracht. Op een dag stapte er namelijk een jongeman in die Maarse & Kroon. Binnen vijf minuten wist de hele bus dat hij uit de Zaanstreek kwam, in zijn vrije tijd contrabas speelde, en die dag op weg was naar zijn nieuwe baan. Die jongeman raakte op zekere dag aan de praat met mijn moeder. En een paar maanden later vatte hij de moed om haar mee uit te vragen naar de film. Dat is nu pakweg 60 jaar geleden en daar mag ik al 55 jaar van meegenieten. Had ik al gezegd dat ik een romantica ben?
Dus, ja, doe maar, die buschauffeurs die pakketjes afleveren. Of eigenlijk, doe maar een beetje minder haast, een beetje ruimte voor gezelligheid en doe maar weer van die buschauffeurs die van een rit iets moois weten te maken. Niet om kosten te drukken. Maar omdat we in deze tijd best een beetje extra gezelligheid kunnen gebruiken. Zelfs met een mondkapje op.